Tennisregels
Om te beginnen zijn er vijf verschillende spelsoorten. Dat zijn de herenenkel, de damesenkel, de herendubbel, de damesdubbel en de gemengd dubbel ofwel de mix.
Bij tennis is er sprake van een serveerder en een ontvanger. De serveerder speelt de bal op en brengt hem in het spel. De speler die de bal ontvangt, noemen we de ontvanger. Er wordt voordat de wedstrijd begint bepaald met een loting wie er begint met serveren en wie met het kiezen van een speelhelft.
Voor de opslag moet de serveerder met beide voeten achter de achterlijn staan. Hij begint aan de rechterkant en vervolgens worden rechts en links afgewisseld. Aan het begin van elke game begint een serveerder aan de rechterkant. Hoe men serveert mag men zelf weten. Het gaat erom dat de bal eerst in de lucht wordt gegooid en vervolgens met het racket wordt weggeslagen voordat hij de grond raakt. Of je dat onder- of bovenhands doet maakt niet uit, maar de bal mag dus niet stuiteren.
Na elke oneven game vindt er een baanwissel plaats. Dat betekent dat de spelers van baanhelft wisselen. Of er dan ook een set is beëindigd is daarbij niet van belang. Tijdens elke baanwissel is er een kort rustmoment. Officieel mag er maximaal twee minuten worden gepauzeerd.
Tijdens een wedstrijd is het van belang dat het veld aan bepaalde eisen voldoet. Zo moeten alle lijnen duidelijk zichtbaar zijn en moet het net op de juiste hoogte zijn afgesteld. In het midden van het veld moet het net precies 0,914 meter zijn, aan de zijkanten is de vereiste nethoogte bij tennis tussen 1,07 meter en 1,09 meter.
Puntentelling bij tennis
Voor mensen die net beginnen kunnen de spelregels omtrent tennissen niet altijd even duidelijk zijn. De tennis puntentelling is namelijk minder standaard dan die van veel andere sporten. Hier wordt de puntentelling tennis uitgelegd. Er wordt uiteengezet met welke punten tennis werkt en wanneer je hebt gewonnen of juist verloren.
Wanneer een speler een punt maakt kan dat op twee manieren. Ofwel hij scoort zelf, of de tegenstander maakt een foutslag. Degene die het punt maakt staat dan op 15. Wint hij ook het tweede punt, dan staat hij op 30. Het winnen van het derde punt brengt hem op 40 en weet hij ook het vierde punt te winnen dan heeft hij de game gewonnen. Er zijn wel uitzonderingen op deze regel. Zo staat het ‘deuce’ wanneer beide spelers drie keer een punt hebben gescoord.
Degene die bij deuce weet te scoren staat op ‘voordeel’ (advantage) en wint hij ook het volgende punt dan betekent dat dat de game voor hem is. Maar maakt de tegenstander een punt, dan wordt het opnieuw deuce. Dit kan in feite oneindig zo doorgaan.
Bij een stand van 6-6 in games wordt er in de meeste gevallen een tie-break gespeeld. Dat wil zeggen dat de speler die het eerst zeven punten weet te behalen (met een voorsprong van twee punten) de tie-break en daarmee de set wint. Wordt er in de tie-break wederom een stand van 6-6 bereikt, dan moet men net zolang doorgaan tot dat een van beide spelers een verschil van twee punten behaalt. Een tie-break wordt niet hetzelfde geteld als een game (15,30,40, etc.), maar kent een telling van 1-0, 2-0, 2-1, etc.
Verschillende soorten slagen
De basis tennisslagen zijn de forehand en de backhand. Je kunt ervoor kiezen de forehand en backhand met achterwaarts effect te spelen. We spreken dan van slice of backspin. Bij de backspintechniek speel je de bal met een neerwaartse beweging en een licht achterwaarts gekanteld racket. Topspin wordt onderscheiden in forehandspin en backhandspin, waarbij een voorwaarts effect wordt bereikt door de bal met een opwaartse beweging te spelen.
Speel je de bal zo dat hij zo snel en steil mogelijk achter het net naar beneden valt en zo min mogelijk opstuit, dan gebruik je de dropshot. Staat de tegenspeler bij het net, dan kun je een lob spelen. Je speelt de bal dan met een hoge boog over de speler heen. Speel je een bal met een hoge slag zonder stuit, dan wordt gesproken van een smash. Je kunt deze slag vergelijken met de opslag. Speel je een bal die niet heeft gestuit op een normale manier dus ofwel met forehand ofwel met backhand met een korte beweging vanaf een positie dichtbij het net, dan heet dat een volley.
Tennistermen
- Advantage – wanneer de stand 40-40 is (ofwel ‘deuce’), komt degene die het volgende punt maakt op ‘advantage’ te staan. In Nederland wordt meestal ‘voordeel’ geroepen.
- Deuce – deuce betekent een gelijke stand van 40-40 bij de puntentelling van een game.
- Game – een game is een onderdeel van een set. Elke set bestaat uit zes gewonnen games.
- Lob – een lob is een lang en hoog geslagen bal. Deze komt bij voorkeur helemaal achterin het veld terecht.
- Matchpoint – wanneer er nog maar één punt nodig is om de wedstrijd te beslissen, wordt gesproken van een matchpoint.
- Return – wanneer er geserveerd wordt en de ontvangende partij slaat de geserveerde bal terug, wordt van een return gesproken.
- Service – een opslag bij tennis wordt aangeduid met de term ‘service’. Het is tevens de eerste slag bij het in het spel brengen van de bal.
- Set – een set is een deel van de wedstrijd. Elke set bestaat uit zes gewonnen games. Een wedstrijd bestaat meestal uit twee gewonnen sets. Bij de mannen in het Grandslamcircuit wordt om drie gewonnen sets gespeeld.
- Tie-break – we spreken van een tie-break als de stand in een set op 6-6 in games komt. In de tie-break wordt een telling van 1,2,3,etc. gehanteerd en dus niet zoals in games 15,30,40, etc. De speler die in de tie-break als eerste de zeven punten bereikt, wint de tie-break en daarmee de set